Het goedmaakkind en het verband met overantwoordelijk gedrag.
Voel jij je vaak schuldig of onrustig als iemand in je omgeving niet gelukkig is? Heb je de neiging om altijd de vrede te bewaren en anderen te helpen, ten koste van jezelf? Dan zou het kunnen dat je in je gezin van herkomst ‘het goedmaakkind’ was.
In dit artikel duiken we in dit fenomeen. Ik leg uit waar het vandaan komt en hoe je deze onnodige verantwoordelijkheid kunt loslaten.
Waarom voel jij je (onbewust) verantwoordelijk voor het geluk van anderen?
Je voelt je zo verantwoordelijk voor het geluk van anderen omdat je waarschijnlijk bent opgegroeid als een goedmaakkind. Dit betekent dat je als kind onbewust de taak op je schouders hebt genomen om iets “goed te maken” in je gezin.
Misschien merkte je dat één van je ouders verdrietig, eenzaam of ongelukkig was, en probeerde jij dat op te lossen. Je dacht (zonder dat iemand het zei): “Als ik maar lief en braaf ben, dan wordt papa of mama weer gelukkig.” Die rol neem je mee naar je volwassen leven. Het resultaat is dat je nu automatisch de last voelt om iedereen om je heen gelukkig te maken: een last die eigenlijk niet van jou is.
Herken jij jezelf hierin?
Stel jezelf de vraag: herken ik dit gedrag bij mezelf? Bijvoorbeeld: je was als kind altijd degene die de vrede wilde bewaren. Merkte je spanning tussen je ouders, dan deed jij extra je best om lief, behulpzaam of braaf te zijn. Misschien nam je geen vriendjes mee naar huis omdat je voelde dat je moeder daar te moe of verdrietig voor was. Je cijferde jezelf weg, als dat de sfeer maar verbeterde.
Nu ben je volwassen en nog steeds heb je die neiging om alles en iedereen tevreden te houden. Je zegt bijna nooit “nee”. Je loopt op je tenen om conflicten te vermijden. Als iemand boos of verdrietig is, betrek je het direct op jezelf en denk je dat jij iets fout deed. Klinkt dit bekend? Dan draag jij waarschijnlijk een onzichtbare last mee: de overtuiging dat jij verantwoordelijk bent voor andermans geluk.
Je bent hierin zeker niet alleen. Veel mensen (vooral vrouwen) worstelen met dit patroon. Het voelt alsof het jouw taak is om voor iedereen te zorgen. Dat is ontzettend vermoeiend en eigenlijk onmogelijk vol te houden. Waarom lijkt het dan alsof dit jouw taak is? Dat komt door iets uit je jeugd.
Is overmatige verantwoordelijkheid een karaktertrek of een kindrol?
Je kunt jezelf geruststellen: jouw neiging tot overmatige verantwoordelijkheid is geen aangeboren karaktertrek, maar een rol die je als kind hebt geleerd. In familieopstellingen (systemisch werk) zien we vaak dat een kind automatisch in een bepaalde rol stapt als er iets mis is in het gezin. Je nam deze rol aan uit liefde voor je ouders, je wilde dat zij gelukkig waren. Hier is dus niets “raars” aan jou; je gedrag was een automatische reactie op de omstandigheden.
Met andere woorden: je bent niet oververantwoordelijk geboren, maar zo geworden doordat je dacht dat het nodig was. Een kind voelt haarfijn aan wanneer ouders ongelukkig zijn of wanneer er iets opgelost moet worden. Je innerlijke overtuiging werd: “Ik moet dit dragen, anders gaat het niet goed.” Die oververantwoordelijkheid is dus een kindrol uit jouw familiesysteem. Het probleem is dat deze rol niet bij een kind hoort – en dat je hem nog steeds met je meedraagt, ook al ben je nu volwassen.
Wat is een goedmaakkind?
Een goedmaakkind is een kind dat de onbewuste opdracht krijgt om iets in het gezin “goed te maken”. Er is meestal een situatie van pijn, verlies of conflict voor of tijdens jouw komst, waardoor jij als kind het gevoel krijgt dat je dat moet compenseren.
Voorbeeld 1: Je bent geboren nadat je ouders een kindje verloren. Jij kwam ter wereld in een tijd van groot verdriet. Onuitgesproken voel jij de opdracht om dat verdriet te verzachten – om je ouders weer gelukkig te maken.
Voorbeeld 2: Jouw ouders hadden veel relatieproblemen en stonden op het punt uit elkaar te gaan. Ze besloten toch nog een kindje (jou) te krijgen om het huwelijk te redden. Zonder dat iemand het zegt, krijg jij als kind de enorme druk: “Door mij blijven papa en mama bij elkaar; ik moet zorgen dat ze gelukkig zijn.”
In beide gevallen geldt: er lag al vroeg een grote verantwoordelijkheid op jouw schouders, iets dragen of oplossen wat niet van jou is. Zo’n kind noemen we een goedmaakkind. Het kind voelt zich de verbinder of redder in het gezin. Jij dacht dat jouw komst het verschil moest maken. Dat is een zware rol die eigenlijk geen enkel kind hoort te hebben.
Hoe ontstaat de rol van goedmaakkind?
Deze rol ontstaat door gebeurtenissen in het gezin waarop het kind zich aanpast. Vaak is er sprake van verdriet, stress of gemis bij (een van) de ouders. Kinderen kunnen nog niet begrijpen dat dit door volwassen problemen komt – ze denken al snel dat zij er iets aan moeten doen.
Niemand zei jou letterlijk “jij moet ons gelukkig maken”, maar je voelde het tussen de regels door. Je zag misschien een ouder die veel huilde, of ouders die ruzie hadden. Als kind trek je dan de conclusie: “Ik moet iets doen. Ik moet héél lief zijn, zodat mama zich beter voelt,” of “Misschien als ik stil en braaf ben, krijgen papa en mama geen ruzie meer.”
Zo ontstaat de goedmaakkind-rol. Jij neemt verantwoordelijkheid die eigenlijk bij de volwassenen hoort. Je probeert iets te fixen wat je niet kunt fixen: de relatie of het geluk van je ouders. Het tragische is dat een kind hierbij denkt dat het eigen gedrag direct invloed heeft op het welzijn van de ouder. Als mama ondanks jouw moeite toch verdrietig blijft, concludeert een kind al gauw: “Het ligt aan mij. Ik ben niet goed genoeg.”. Deze gedachte drijft je om nog harder je best te doen. Zo raak je als kind verstrikt in een rol waarin je continu aan het geven bent, en nauwelijks nog echt kind mag zijn.
Hoe herken je dat jij een goedmaakkind bent?
Goedmaakkinderen vertonen als volwassene een aantal duidelijke kenmerken. Hieronder enkele signalen waarmee je het bij jezelf kunt herkennen:
- Overmatige verantwoordelijkheidsgevoel: Je voelt je continu verantwoordelijk voor de emoties en problemen van anderen. Gaat het niet goed met een vriend, ouder of collega, dan denk jij meteen dat jij iets moet doen om het beter te maken. Je gelooft vaak dat andermans emoties jouw schuld of jouw taak zijn.
- Please-gedrag en geen ‘nee’ durven zeggen: Je bent geneigd om het iedereen naar de zin te maken. Je zegt zelden nee, zelfs niet als je eigenlijk uitgeput bent. Je stelt je steeds behulpzaam en flexibel op, ten koste van je eigen behoeften. Conflict vermijden is voor jou bijna een sport – je slikt je eigen mening in om maar geen ruzie te veroorzaken.
- Jezelf wegcijferen: Je zet de behoeften van anderen vrijwel altijd boven die van jezelf. Misschien zorg je intens voor familie, partner of collega’s, maar vind je het lastig om hulp te ontvangen of tijd aan jezelf te besteden. “Mijn behoeften doen er niet toe,” denk je dan onbewust.
- Extreme verantwoordelijkheidsgevoel in je rol: Veel goedmaakkinderen nemen al op jonge leeftijd een soort ouderrol op zich ten opzichte van hun ouders. Je was wijs voor je leeftijd en nam taken of zorgen op je die eigenlijk niet bij een kind horen. Daardoor vind je het nu moeilijk om je kwetsbaar op te stellen of om los te laten. Je denkt dat jij altijd sterk moet zijn voor anderen.
- Perfectionisme en lat hoog leggen: Je hebt vaak het gevoel dat je niet mag falen. Sterker nog, falen staat voor jou gelijk aan iedereen teleurstellen. Dus doe je vreselijk je best om alles perfect te doen – op je werk, in het zorgen voor anderen, in hoe je overkomt. Je legt de lat onrealistisch hoog, uit angst dat iemand door jouw fout ongelukkig wordt.
- Grenzen niet kennen of aangeven: Omdat je zo gefocust bent op anderen, heb je moeite met het voelen en stellen van je eigen grenzen. Je merkt pas dat het teveel is als je eigenlijk al opgebrand bent. Nee zeggen voelt egoïstisch of verkeerd, dus duw je je eigen grens telkens verder op.
- Please-gedrag en aanpassen: Je past je continu aan. Je bent waarschijnlijk heel lief, behulpzaam en makkelijk in de omgang, omdat je hebt geleerd “Ik mag niet lastig zijn, ik moet zorgen dat alles goedkomt.”. Je bent de regelaar en zorger: anderen kunnen altijd op jou rekenen, maar jij voelt je vaak leeg of niet gezien.
- Altijd geven, niet kunnen ontvangen: Je bent gewend om altijd de gever te zijn. Complimenten, hulp of zorg voor jou voelen ongemakkelijk. Even niets doen of voor jezelf kiezen voelt “raar” of egoïstisch. Ontspannen is moeilijk, omdat je denkt dat je altijd iets moet doen voor een ander.
Herken je (een aantal van) deze punten? Dan zit de kans er dik in dat je als kind die rol van goedmaakkind hebt aangenomen. Veel goedmaakkinderen herkennen zich ook in gedachten zoals: “Het is mijn schuld als een ander verdrietig is,” “Ik ben niet goed genoeg,” “Ik mag niet lastig zijn,” of “Als ik faal, stel ik iedereen teleur.” .
Wat zijn de gevolgen van de goedmaakkind-rol?
Jarenlang leven met de goedmaakkind-mentaliteit heeft gevolgen. Je hebt eigenlijk nooit echt onbezorgd kind kunnen zijn, en daar betaal je op latere leeftijd de prijs voor. Enkele gevolgen op een rij:
- Oververmoeidheid en burn-out: Doordat je continu “aan” staat voor anderen, put je jezelf mentaal en fysiek uit. Veel goedmaakkinderen blijven maar geven en zorgen tot ze niet meer kunnen. Dit kan leiden tot burn-out-achtige klachten of zelfs een depressie, omdat je jezelf structureel negeert.
- Moeite met relaties en eigen identiteit: Je bent zo gewend je aan te passen dat je misschien moeite hebt om te weten wat jij nou echt wilt of voelt. In vriendschappen of partnerrelaties cijfer je jezelf weg. Je kunt afhankelijk worden van waardering van anderen, omdat je eigenwaarde gekoppeld is aan “nodig” zijn. Andersom trek je mogelijk mensen aan die jouw grenzeloze geven gewend raken – een ongezonde dynamiek.
- Grenzeloosheid en overprikkeling: Je grenzen zijn vaag, dus je neemt vaak te veel hooi op je vork. Je draagt emotioneel gezien ook lasten die niet bij jou horen. Zo kun je voortdurend gespannen of onrustig zijn, omdat je onbewust de zorgen van anderen met je meedraagt. Dat is een enorme mentale belasting.
- Zelfverwaarlozing: Je leert jezelf aan dat jouw gevoelens en behoeften er niet toe doen. Hierdoor kun je jezelf tekortdoen in basis zelfzorg. Je gunt jezelf geen pauze, geen compliment, geen hulp. Uiteindelijk weet je misschien niet eens meer wat je nodig hebt om gelukkig te zijn, omdat je focus altijd extern was.
- Altijd “in control” willen zijn: Veel goedmaakkinderen ontwikkelen een drang naar controle en perfectie. Je probeert alle ballen in de lucht te houden en foutenloos te handelen, wat natuurlijk niet haalbaar is. Dit kan angst en stress veroorzaken, en het gevoel dat het nooit genoeg is wat je doet (want iemand kan altijd nog ongelukkig zijn, denk je).
- Nooit echt ontspannen (schuldgevoel): Zelfs als alles rustig is, kun je moeite hebben om te ontspannen. Er sluimert vaak een schuldgevoel als jij wel geniet maar iemand anders niet. “Niks doen is superlastig” voor goedmaakkinderen – je hebt het idee dat je altijd productief of nuttig moet zijn voor anderen.
Het belangrijkste om te beseffen: deze gevolgen komen niet doordat jij “zwak” of “fout” bent, maar omdat je jarenlang een patroon volgt dat niet bij jou hoorde. Je hebt als kind volwassen verantwoordelijkheid gedragen, en daar heb je nu nog last van. Gelukkig kun je dit patroon doorbreken, hoe lang je er ook al in zit.
Hoe laat je de goedmaakkind-rol los?
Het loslaten van deze diep ingesleten rol is absoluut mogelijk. Dit vraagt bewustwording, nieuwe keuzes en soms wat hulp van buitenaf. Enkele stappen die je kunt nemen:
Besef dat de verantwoordelijkheid niet van jou is.
Ga eerst goed begrijpen waar jouw oververantwoordelijkheid vandaan komt: uit je jeugd en familiesysteem. Realiseer je dat wat er toen gebeurde niet door jou veroorzaakt was en ook niet door jou opgelost kon worden. De problemen of het geluk van je ouders hoorden bij hen, niet bij jou.
Die verantwoordelijkheid mag je figuurlijk teruggeven aan wie hij toebehoort. Zeg desnoods hardop: “Dit was nooit mijn taak. Ik laat het bij jullie.” Dat kan helpen om jezelf toestemming te geven het los te laten.
Doorbreek je automatische patronen stap voor stap.
Let op situaties in het heden waarin je de neiging voelt om direct in die redder-rol te schieten. Herken: “Oh, ik neem weer verantwoordelijkheid die niet van mij is.”. Zodra je dat merkt, pauzeer even. Vraag jezelf: Moet ík dit oplossen, of mag de ander dit zelf dragen? Oefen met bewust iets anders doen dan je gewoon bent.
Bijvoorbeeld: je collega heeft een probleem: in plaats van het voor hem op te lossen, bied je hooguit een luisterend oor en laat je hém het verder regelen. Dat voelt in het begin vreemd, maar elke kleine verandering helpt je brein om een nieuw patroon te vormen.
Oefen met grenzen stellen en “nee” zeggen.
Begin klein en vriendelijk, maar duidelijk. Je mag best zeggen: “Vandaag komt het me niet uit om te helpen, misschien een andere keer.” of “Ik heb nu even tijd voor mezelf nodig.” Merk je dat je je schuldig voelt na een nee? Bedenk dan dat jij ook recht hebt op rust en geluk.
Een gezonde relatie (of het nu met familie, vrienden of collega’s is) kan een nee best verdragen. Sterker nog, mensen zullen je meer respecteren naarmate jij je grenzen duidelijk aangeeft. Het gaat erom dat je stapje voor stapje leert dat de wereld niet vergaat als jij je eigen grens bewaakt.
Zet jezelf bewust op de eerste plek.
Als goedmaakkind heb je aangeleerd om altijd voor anderen te zorgen en nooit te veel aandacht aan jezelf te besteden. Tijd om dat om te draaien! Plan elke week momenten die helemaal voor jou zijn. Doe iets waar jíj blij van wordt, ook al is er niemand anders bij gebaat. Dit kan iets kleins zijn als een wandeling alleen, een boek lezen, of een hobby oppakken.
Het voelt misschien onwennig, maar leer jezelf dat jouw geluk net zo belangrijk is. Je zult merken dat je, door beter voor jezelf te zorgen, ook meer energie en oprechte liefde voor anderen overhoudt, zonder dat het ten koste van jou gaat.
Zoek steun als je vastloopt.
Zo’n diep patroon doorbreken kan lastig zijn in je eentje. Schaam je niet om hulp in te schakelen. Praat erover met iemand die je vertrouwt, of werk met een coach/therapeut die bekend is met familiepatronen. Soms helpt een familieopstelling.
Afsluiting
Samengevat: een goedmaakkind is iemand die als kind de ondankbare missie op zich nam om anderen gelukkig te maken, en die dit patroon heeft meegenomen naar volwassenheid. Jij hoeft die last niet langer te dragen. Wat er in jouw gezin is gebeurd, was niet door jou veroorzaakt en niet door jou op te lossen – en dat is oké. Je mag nu je eigen plek innemen, als volwassene die vrij is om voor zichzelf te kiezen.
Het loslaten van deze verantwoordelijkheid is een proces van kleine stappen. Maar elke stap die jij zet richting meer zelfzorg en gezonde grenzen, is pure winst. Stel je eens voor: hoe zou het voelen om ’s avonds tevreden te zijn zonder jezelf uitgeput te hebben voor anderen? Om nee te zeggen zonder je schuldig te voelen? Om te weten dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen geluk – en jij dus ook voor het jouwe?